In Nederland noemen we de elft ook wel ‘meivis’. In deze maand trekken de meeste volwassen elften namelijk de rivieren op om te kunnen paaien. De paaigebieden liggen ver stroomopwaarts, soms wel 700 kilometer van zee! De elft mijdt de zijbeken van een rivier. Hooguit paait hij in de monding van een zijbeek, vooral als de watertemperatuur daar iets hoger is dan op de rivier zelf. Hij paait ’s nachts aan het wateroppervlak. Dat gebeurt vrij luidruchtig onder opspattend water.
Na nog geen vier dagen komen de kleine elften uit de eitjes. Ze drijven gedurende de zomermaanden richting de rivierdelta waar ze ongeveer een jaar blijven om op te groeien. De jonge vissen, die inmiddels tussen de 10 en 15 centimeter groot zijn migreren vervolgens naar de zee. Dan begint de levenscylus opnieuw en zullen de eerste elften na een jaar of drie terugkeren naar de rivieren om te paaien.
De elft is een zilverwitte vis met een donkergekleurde rug. Hij heeft een vrij grote kop en een diepe mondspleet. Achter de kieuwspleet zit een donkere vlek, soms gevolgd door stippen, maximaal drie.
De elft lijkt veel op de fint, maar is wel iets groter. Bovendien heeft de fint meer vlekken, soms wel acht. Deze vlekken zijn niet altijd zichtbaar. Het blijft dan ook lastig om beide vissen van elkaar te onderscheiden. Dat zie je nog het beste aan het aantal kieuwboogaanhangsels: bij de elft zijn dat er tussen de 90 en 155 die dicht op elkaar staan. Bij de fint zijn dat er minder dan 60 die ook verder van elkaar af staan.