In ons land kwam de steur tot halverwege de vorige eeuw veel voor. Door overbevissing, het opwerpen van obstakels en de slechte waterkwaliteit verdween hij echter geheel. Het afgelopen decennium is er gelukkig veel verbeterd en mogen we spreken van een voorzichtige herintroductie van deze oervis in onze wateren. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door het besluit de Haringvlietdam op een kier te zetten.
Het eerste wat opvalt aan de Europese steur is zijn ‘snor’: vier voeldraden. Hiermee tast hij de bodem af. Op zoek naar voedsel. Op deze sprieten zitten smaakknoppen waarmee hij proeft of iets eetbaar is . Dezelfde knoppen zitten ook aan zijn lippen. Met zijn uitstulpbare mond struint hij als een stofzuiger de bodem af op zoek naar voedsel. Hij heeft geen tanden en moet zijn prooi dus in één keer kunnen doorslikken. Bijzonder is ook dat de steur geen graten heeft, maar uitwendige knobbelvormige beenplaten.
De Europese steur leeft in zee. Volwassen dieren houden van dieper water, terwijl opgroeiende exemplaren het kustwater prefereren. Als volwassen steuren paairijp zijn, trekken ze stroomopwaarts de zoete rivieren op. Dit gebeurt tussen mei en augustus. Na de paai keren ze vrij snel weer terug naar de voedselrijke zee.
De steur paait in de bovenloop van rivieren op grindbanken. Vanaf hier laten larfjes zich meevoeren met de stroming. Na vier maanden bereiken ze het brakke water van de riviermonding. In dit estuarium groeien ze op. De jong volwassen steuren trekken na zo’n twee jaar naar de zoute kustgebieden. Ook hier blijven ze enkele jaren om uiteindelijk dieper water op te zoeken.